Afgelopen dinsdag 19 september onthulde Jan Schol samen met burgermeester Voskuil een stolpersteine ter nagedachtenis aan zijn vader Jacob Schol, verzetsstrijder in de Tweede Wereldoorlog en overleden in kamp Neuengamme. Meer dan 80 jaar na zijn dood werd op zijn geboortedag de stolpersteine en de plaquette onthuld met de treffende woorden dat deze donkere periode nooit vergeten mag worden.
Ada Schol, initiatiefnemer van dit idee en nicht van Jacob Schol, is bij de onthulling aanwezig, evenals vertegenwoordigers van Vereniging Dorpsbelangen Egmond ‘Parel’ aan Zee die de onthulling mede mogelijk maakten. Burgemeester Lars Voskuil (over de vader van Voskuil zal ik binnenkort ook meer vertellen) doet het woord en onthult een door de ‘Parel’ gerealiseerd bordje over Jacob Schol en de Musschenbuurt. Ook nemen de aanwezigen een minuut stilte in acht.
Ada Schol ging opzoek naar meer informatie over haar oom Jacob Schol en dat ze hierbij hulp kreeg van Jan van Baar, de inmiddels gepensioneerde archivaris van het Regionaal Archief. “Het enige wat hij kon vinden waren publicaties uit 1962 over de straatnaam Jacob Scholplantsoen. Deze naam kwam op voordracht van wethouder S. Zwart tot stand om hem en alle andere verzetsstijders te eren.”
“Martijn Visser van het Bunkermuseum Jansje Schong vertelde Ada vervolgens in augustus vorig jaar dat een Duitse man had gevraagd of er nog nabestaanden waren van Jacob Schol. En zo kwam Ada in contact met Norbert Somberg. Hij vertelde haar dat het mogelijk is om voor verzetsstrijders een Stolperstein (in het Nederlands ‘struikelsteen’) aan te vragen. En dat deed ze.”
“In overleg met haar neef Jan, de enige nog levende zoon van Jacob Schol, startte Ada in mei dit jaar de aanvraagprocedure. Binnen enkele maanden had ze de Stolperstein in huis.”
Dat de procedure zo snel verliep – normaal gesproken duurt het al gauw twee jaar – komt door het voorwerk dat Ada deed, benadrukt Rijtema. “Hierdoor kon het oorlogsverleden van Jacob Schol snel worden geverifieerd met documentatie in Duitsland. In Nederland was dit overigens niet mogelijk, omdat daar de meeste archieven vlak voor het einde van de oorlog waren vernietigd.”
In de oorlog bracht Jacob voor de ondergrondse het verzetsblad ‘Het Parool’ rond. Hij werd verraden. Op 5 november 1941 vond er een huiszoeking plaats door twee NSB’ers. Ze vonden voldoende bewijs om Jacob van zijn werk op te halen, beslag te leggen op zijn loonzakje en hem af te voeren naar het Huis van Bewaring in Amsterdam-Zuid.
Vervolgens werd hij overgeplaatst naar het hoofdkwartier van de Sicherheitsdienst (SD) in Amsterdam-Zuid. Jacob is daar één keer bezocht door zijn vrouw Trijntje Visser (zus van mijn vader Arie Visser) en zijn moeder Arendje Schol-Wijker.
Zijn vader Klaas Schol heeft nog geprobeerd voor zijn zoon te pleiten bij Seyss-Inquart. Hij bezocht drie weken later zijn zoon. Jacob zou hebben gezegd: ‘eruit komen zal ik’.
Vier maanden later (maart 1942) werd hij overgeplaatst naar het ‘Oranje Hotel’ in Scheveningen. Hij schreef daar dat hij sinds 3 november 1941 geen brieven had ontvangen, maar dat hij vanaf nu om de drie weken een brief mocht schrijven en ook brieven mocht ontvangen. Ook vroeg hij in zijn brief aan zijn vrouw om per postwissel vijf gulden over te maken voor kleine uitgaven.
Het schoolhoofd Jumelet probeerde te bemiddelen, maar Jacob weigerde zijn hulp, omdat Jumelet een NSB’er was. Zijn vrouw en moeder probeerden hem wederom te bezoeken, maar ze kregen daarvoor geen toestemming. Ze verzochten het na de wachtwissel nogmaals, maar tevergeefs.
Op 19 juli 1942 ontving de familie het bericht dat Jacob zich in het kamp Amersfoort bevond. Het bezoek dat op 1 september werd aangevraagd werd geweigerd. Pas op 1 oktober mochten zijn vrouw en moeder hem bezoeken. Het meegebrachte eten moesten ze afgeven, het ontvangen van pakjes was verboden.
Jacob was in korte tijd grijs en moedeloos geworden en sprak de woorden: ‘Ik kom hier nooit meer uit. Wat heb ik gedaan?’ Zijn moeder maande hem te zwijgen.
Van kamp Amersfoort werd hij naar het concentratiekamp Neuengamme, nabij Hamburg in Duitsland, getransporteerd. Hij overleed daar aan een longontsteking, volgens de documenten op 8 januari 1943. Dat was uitgerekend op de verjaardag van zijn tweelingzusjes Knier en Lien.
Op 21 januari 1943, op de verjaardag van zijn moeder, volgde een bericht van zijn overlijden in een telegram. Na de oorlog vertelde een overlevende van het concentratiekamp Neuengamme aan zijn ouders dat Jacob niet aan een longontsteking was overleden: hij was met nog zeven anderen gefusilleerd.
dit gehele artikel is mede mogelijk gemaakt door RTV80 en Ada Schol, foto’s zijn door mij zelf gemaakt en ik vond het een eer om er als genodigde bij aanwezig te zijn samen met mijn nicht Agnes.
Erg indrukwekkend