Deze naam zal in één adem worden genoemd met Hiroshima, Nagasaki en de atoombom.
Robert Oppenheimer, is geboren in New York in 1904. Hij studeerde scheikunde aan Harvard en ging daarna studeren in Cambridge. Hij was lang en mager, rookte veel en was zijn hele leven lang al vatbaar voor depressieve periodes. Door vrienden werd hij beschreven als zelfdestructief, wat in Cambridge overduidelijk werd toen hij een appel – vergiftigd met laboratoriumchemicaliën – op het bureau van zijn leraar achterliet. Vanwege zijn actie kwam zijn plek als student aan Cambridge in gevaar, waar hij alleen mocht blijven als hij een psychiater zou zien. Dat deed hij, de psychiater stelde de diagnose van psychose vast, maar schreef Oppenheimer vervolgens af en zei dat behandeling nutteloos zou zijn.
Ondanks zijn moeilijke persoonlijke omstandigheden, werd Oppenheimer in de jaren twintig en dertig een van de meest gewaarde theoretische natuurkundigen van het land. Hij werkte samen met een aantal wereldberoemde natuurkundigen, van Max Born tot Albert Einstein en Bertrand Russel.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd Oppenheimer door president Franklin D. Roosevelt gekozen om het geheime ‘Manhattan Project’-laboratorium te leiden. Op 16 juli 1945 voerde Oppenheimer met een team van ervaren wetenschappers de eerste atoombomtest ter wereld uit, in de Muerto-woestijn in New Mexico. De ontploffing kreeg de codenaam ‘Trinity’ en had een kracht gelijkwaardig aan ongeveer 21 kiloton TNT. Het was de grootste ontploffing ooit gezien en veroorzaakte een schokgolf die 160 kilometer verderop nog werd gevoeld. Op dat moment werd Oppenheimer bekend door het uitspreken van zijn beroemde zin: ‘I am become Death, the shatterer of worlds’, een citaat uit de hindoeïstische geschriften, de Bhagavad Gita.
De rest van zijn leven bleef Oppenheimer worstelen met zijn betrokkenheid bij het maken van de atoombom. Hij werd medeoprichter van wat uiteindelijk, in 1960, de World Academy of Art and Science zou worden, omdat hij zich steeds meer zorgen maakte over het potentiële gevaar die wetenschappelijke uitvindingen vormen voor de mensheid.
Toch bleek zijn schuldgevoel ingewikkeld, aangezien de wetenschapper geen verantwoordelijkheid wilde nemen voor de atoombombardementen aan het einde van de Tweede Wereldoorlog in 1945, in Hiroshima en Nagasaki in Japan. Volgens de New York Times beweerde Oppenheimer ‘geen gewicht op zijn geweten te dragen’. Hij voegde toe: ‘Ons werk heeft de omstandigheden waarin mensen leven veranderd, maar het gebruik van deze veranderingen is het probleem van regeringen, niet van wetenschappers.’
In 1936 begon Oppenheimer te daten met Jean Tatlock, de tien jaar jongere dochter van een literatuurprofessor uit Berkeley en een student aan Stanford. Ze gingen na drie jaar uit elkaar en in augustus 1939 ontmoette Oppenheimer Katherine ‘Kitty’ Puening, een radicale Berkeley-student en voormalig lid van de Communistische Partij. Ze was toen getrouwd, maar scheidde toen ze erachter kwam dat ze zwanger was van Oppenheimers baby. Ze trouwden in 1940 en kregen twee kinderen.
Tijdens zijn huwelijk met Katherine herstelde Oppenheimer zijn relatie met Tatlock, die op tragische wijze stierf door zelfmoord in januari 1944. Oppenheimer bleef diep bedroefd achter. Jean werd vaak gezien als de liefde van zijn leven.
Het leven van Oppenheimer onderging ingrijpende veranderingen gedurende het McCarthy-tijdperk. Hij werd één van de vele Amerikanen die ervan werd beschuldigd een sympathisant van de Communistische Partij te zijn vanwege zijn politieke opvattingen en relaties.
Oppenheimer begon zich ook steeds meer uit te spreken over de gevaren van nucleaire oorlogsvoering. In 1954 moest hij voor de Atomic Energy Commission komen en daar verloor hij zijn veiligheidsmachtiging. Later werd onthuld dat de FBI het huis van Oppenheimer had afgeluisterd tijdens zijn ambtsperiode in Berkeley. Zijn vrouw Puening, minnares Tatlock en de broer van Oppenheimer waren leden van de Communistische Partij, maar de wetenschapper was zelf nooit officieel lid.
Oppenheimer had naar verluidt moeite om zijn overtuigingen met de werkelijkheid te verzoenen. De rest van zijn leven bracht hij door, proberend om te gaan met wat zijn wetenschappelijke prestatie teweeg gebracht heeft, inclusief alle implicaties. Uiteindelijk stierf hij op 62-jarige leeftijd als gevolg van keelkanker, op 18 februari 1967 in New Jersey. De film wakkert opnieuw belangstelling voor dit polariserende figuur en weergeeft het historische verhaal waarvan de invloed decennia later nog steeds voelbaar is in de wereld.
Met dank aan Harpers Bazaar.