Afgelopen zaterdagavond, 4 mei was ik bij de herdenking in Woudbloem, een dorpje onder de rook van Slochteren met slechts enkele huizen. Maar wel een dorp met een historie rondom de oorlogsjaren. De herdenking werd namelijk bijgewoond door oa de zoon van de in Woudbloem gefusilleerde Egbert Thoma. De zoon was slechts enkele maanden oud toen zijn vader door de Nazi’s werd doodgeschoten samen met de gebroeders Kleefman. Klik hier voor het verhaal.
Aansluitend aan de herdenking was er een theatervoorstelling, onderwerp was Ben-Ali-Libi en Prof. Phillepinus, beide goochelaar, de eerste om het leven gekomen in Sobibor en de tweede in Auschwitz.
De eerste heb ik dus veel over gelezen en uiteraard kende ik het gedicht van Willem Wilmink wat vaak wordt voorgedragen tijdens herdenkingen ed of tijdens het leggen van stolpersteine.
Op een lijst van artiesten, in de oorlog vermoord,
staat een naam waarvan ik nog nooit heb gehoord,
dus keek ik er vol verwondering naar:
Ben Ali Libi. Goochelaar.
Met een lach en een smoes en een goocheldoos
en een alibi dat-ie zorgvuldig koos,
scharrelde hij zijn kost bij elkaar:
Ben Ali Libi, de goochelaar.
Toen vonden de vrienden van de Weduwe Rost
dat Nederland nodig moest worden verlost
van het wereldwijd joods-bosjewistisch gevaar.
Ze bedoelden natuurlijk die goochelaar.
Wie zo dikwijls een duif of een bloem had verstopt,
kon zichzelf niet verstoppen, toen er hard werd geklopt.
Op straat stond een overvalwagen klaar
voor Ben Ali Libi, de goochelaar.
In ‘t concentratiekamp heeft hij misschien
zijn aardigste trucs nog wel eens laten zien
met een lach en een smoes, een misleidend gebaar,
Ben Ali Libi, de goochelaar.
En altijd als ik een schreeuwer zie
met een alternatief voor de democratie,
denk ik: jouw paradijs, hoeveel ruimte is daar
voor Ben Ali Libi, de goochelaar.
Voor Ben Ali Libi, die arme schlemiel,
hij ruste in vrede, God hebbe zijn ziel.